Brief van De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken - Regels met betrekking tot de verlening van voorzieningen van gehandicapten (Wet voorzieningen gehandicapten)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 18 juni 1993

Mede namens de Staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bericht ik u over de verdeling van middelen voor de uitvoering van de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG).

De behandeling van de WVG in de Tweede Kamer

Tijdens de behandeling van de WVG in de Tweede Kamer is over de verdeling van de middelen met algemene stemmen een motie aangenomen (de motie-Kohnstamm, kamerstukken II, 1992/1993, 22815nr. 28). De strekking van de motie is dat een verdeling via een vast bedrag per inwoner kan leiden tot onaanvaardbare herverdeeleffecten en dat daarom een nieuwe verfijning zou moeten worden ontwikkeld. Ook zou het integratie-artikel voor de dan nog optredende herverdeelproblematiek moeten worden toegepast. De verfijning zou afgestemd moeten zijn op inwonerkenmerken, het aantal 65-plussers in een gemeente en de aanwezigheid van specifieke instellingen voor gehandicapten, voorzover de bewoners daarvan een beroep op de WVG kunnen doen.

Het nader advies van de Raad voor de gemeentef inanciën Inmiddels heeft de Raad voor de gemeentefinanciën een nader advies uitgebracht (brief van 9 juni 1993, Rgf 07.33/003.003). Deze brief is als bijlage bijgevoegd.1 De Raad concludeert dat het risico van een relatief grote budgettaire overgangsproblematiek voor een groot aantal gemeenten niet denkbeeldig is. Hij concludeert dit aan de hand van de uitgaven per gemeente voor 1991 en 1992 voor een aantal soorten AAW-verstrekkingen, die vanaf 1994 onder het gemeentelijk WVG-beleid vallen.

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie De Raad stelt voor, zolang het huidige verdeelstelsel geldt, de middelen te verdelen via een gelijk bedrag per inwoner, omdat uit zijn 313639F ISSN09217371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat ' s Gravenhage 1993 onderzoek blijkt dat er geen differentiatie naar omvang van de gemeente nodig is.

Verder adviseert de Raad niet over te gaan tot het invoeren van een (tijdelijke) verfijning. De Raad geeft hiervoor twee redenen: * het ontbreekt op dit moment aan een helder inzicht in de toekomstige behoefteverdeling; * het invoeren van een tweede tijdelijke verfijning, naast de tijdelijke verfijning Laag inkomen, compliceert een structurele wijziging van het verdeelstelsel extra. Wel bepleit de Raad het integratie-artikel, artikel 38 van de Financiële-Verhoudingswet 1984 toe te passen. Dit biedt voldoende mogelijkheden om tegemoet te komen aan de overgangsproblemen van die gemeenten die vanwege de overgangsregels van de WVG in de eerste jaren na invoering met hoge kosten te maken krijgen.

Die gemeenten zouden in aanmerking moeten komen voor een overgangsregeling waarvoor geldt dat een verdeling via een bedrag per inwoner een groter verschil oplevert dan 2% van de algemene uitkering van de desbetreffende gemeente ten opzichte van een berekende historische verdeling. De overgangsregeling zou volgens de Raad gedurende de jaren 1994 en 1995 moeten gelden met voor beide jaren gelijke bedragen. De berekende historische verdeling is afgeleid van de bekende uitgaven van bedrijfsverenigingen van een aantal soorten AAW-verstrekkingen die onder de WVG vallen. De Raad stelt voor van de desbetreffende AAW-verstrekkingen het gemiddelde te nemen over de jaren 1991 en 1992, verlaagd met de 30%-korting die het kabinet heeft doorgevoerd. De kosten van de compensatie voor deze gemeenten zouden, aldus de Raad, gevonden kunnen worden onder aftopping van de gemeenten met een positief verschil. De Raad heeft evenwel geen tijd gehad het aftoppercentage bij deze gemeenten te bepalen.

Standpunt fondsbeheerders

Wij nemen het advies van de Raad op hoofdlijnen over. De middelen voor 1994 worden voor het grootste deel ad f 1 022,0 miljoen via een vast bedrag per inwoner verdeeld. De resterende middelen, door de Raad berekend op f 9,1 miljoen, worden overeenkomstig het advies van de Raad via het integratie-artikel verdeeld ten behoeve van de overgangsregeling. Een gemeente komt in aanmerking voor een overgangsregeling als de gemiddelde uitgaven over de jaren 1991 en 1992 van een aantal soorten AAW-voorzieningen die onder de WVG gaan vallen -verlaagd met de 30%-korting die het kabinet heeft toegepast -een verschil oplevert ten opzichte van de verdeling van dezelfde totaaluitgaven per inwoner, dat groter is dan 2% van de algemene uitkering van de desbetreffende gemeente. De overgangsregeling geldt voor de jaren 1994 en 1995 met voor beide jaren gelijke bedragen.

Berekeningen van de Raad wijzen uit dat 29 gemeenten in aanmerking komen voor de overgangsregeling. Een lijst van gemeenten en bedragen die volgens deze eerste, voorlopige berekeningen in aanmerking komen voor de overgangsregeling is als bijlage bijgevoegd.

Ten aanzien van de structurele verdeling in 1996 merken we op dat het belang van de gegevens, waarop de integratie-uitkering wordt geba- seerd, sterk gerelativeerd moet worden. De Raad plaatst dezelfde relativerende kanttekening bij deze gegevens.

In afwijking van het advies van de Raad zoeken wij de bekostiging van de overgangsregeling niet in een aftopping van de voordeelgemeenten maar in een verlaging van het bedrag per inwoner. Daarvoor hebben wij twee redenen: -het aftoppen van voordeelgemeenten op grond van het integratie-artikel is ingewikkelder. De onderzoekscijfers van de Raad hebben onvoldoende kwaliteit om de voordeelgemeenten een korting op te leggen. -een verlaging van het bedrag per inwoner betekent weliswaar dat de gemeenten die in aanmerking komen voor de integratie-uitkering zelf meebetalen aan deze uitkering, maar gezien de geringe effecten die dit heeft bij deze gemeenten achten wij dit acceptabel Dit standpunt nemen wij ook op in de junicirculaire aan de gemeenten over de uitkeringen uit het Gemeentefonds over 1994. Deze circulaire wordt zoals gebruikelijk separaat ter kennisname aangeboden aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

Een vergelijking van ons voorstel met de motie

Wij zijn van mening dat we met dit voorstel handelen naar de bedoeling van de motie. Met de toepassing van het integratie-artikel wordt tegemoet gekomen aan de overgangsproblemen van die gemeenten die vanwege de overgangsregels van de WVG in de eerste jaren na invoering met relatief hoge kosten te maken krijgen. De cijfers op grond waarvan dit gebeurt houden ook grotendeels rekening met de aanwezigheid van specifieke instellingen voor gehandicapten, voorzover de bewoners daar-van een beroep op de WVG kunnen doen. Overigens concludeert de Raad dat anders dan in eerste instantie is verondersteld, er geen relatie bestaat tussen de uitgaven en de aanwezigheid in de directe omgeving van erkende revalidatiecentra met een dagbehandeling.

Mede gezien het advies van de Raad voor de gemeentefinanciën zien wij er van af een verfijning te ontwikkelen, als bedoeld in artikel 11 van de Financiële-Verhoudingswet 1984. Dit betekent dat bij de verdeling van de middelen vooralsnog geen rekening wordt gehouden met inwonerskenmerken en het aantal 65-plussers in een gemeente. De Raad schrijft op dit punt ook dat dit niet mogelijk is, omdat op dit moment nog niet bekend is hoe de spreiding van deze doelgroep en de mate van gebruik zal zijn. Overigens vindt de Raad ook niet dat er sprake zal zijn van een rechtevenredigheid tussen die aantallen en de kosten. De mate van beroep en de kosten per voorzieningen zullen tevens uiteenlopen.

Meer duidelijkheid over de spreiding van de lasten kan worden verkregen op het moment dat de WVG wordt geëvalueerd. Mogelijkerwijs komt uit de nu lopende evaluatie van het verdeelstelsel van het Gemeentefonds naar voren dat ook om eventueel andere redenen een differentiatie binnen het stelsel van verdeelmaatstaven nodig is naar leeftijd en inkomen. De resultaten van de evaluatie verwachten we in het najaar van 1993. Deze resultaten kunnen dan tevens meegewogen worden bij de evaluatie van de WVG die plaatsvindt drie jaar na inwerkingtreding van de Wet.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, D. IJ. W. de Graaff-Nauta

Deze website is tot stand gekomen mede dankzij een subsidie van Instituut Gak.