17029
- wetsvoorstel
Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet (invoering recht op kinderbijslag over een beperkte periode voor werkloze schoolverlaters en voor daarmee gelijkgestelden) - Hoofdinhoud
Dit wetsvoorstel werd op 31 augustus 1981 ingediend door de staatssecretaris van Sociale Zaken, De Graaf i.
Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat het wenselijk is recht op kinderbijslag over een beperkte periode in te voeren voor werkloze schoolverlaters en voor daarmee gelijkgestelden.
Inhoudsopgave
Stand van zaken
Procedure regeringswetsvoorstel
Regering
Tweede
Kamer
Kamer
Eerste
Kamer
Kamer
Regering
A
Voorbereiding
V
Behandeling
W
Inwerking-
treding
treding
R
vinkje
Agenda
Voorstel
Wet
Recht
Kans om invloed uit te oefenen
Kerngegevens
Ingediend
31 augustus 1981
Volledige titel
Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet (invoering recht op kinderbijslag over een beperkte periode voor werkloze schoolverlaters en voor daarmee gelijkgestelden)
Ondertekening memorie van toelichting
De staatssecretaris van Sociale Zaken, L. (Louw) de Graaf i
Uit de memorie van toelichting
Tweede Kamer, zitting 1981, 17 029, nrs. 1-3
heidscomponent. Daarom werd voor de compensatie gedurende de wachttijd gekozen voor een met het gemiddelde kinderbijslagbedrag overeenkomende bijstandsuitkering ingevolge het Bijstandsbesluit landelijke normering (BLN). Op 14 mei jl. heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal een motie van de heer Hermsen en mevrouw Korte-van Hemel aangenomen (Gedrukte stukken 16400, nr. 125). In deze motie wordt de Regering uitgenodigd om in plaats van de voorgenomen voorziening in het kader van het BLN de AKW zodanig te wijzigen dat voor minderjarige werkloze schoolverlaters geduren-de de wachttijd aanspraak blijft bestaan op kinderbijslag. De overweging van de indieners van deze motie was met name dat de regeling binnen het BLN onvoordelige effecten zou hebben voor gezinnen met meer dan drie kinderen in vergelijking met de tot dan toe genoten kinderbijslag. Bij de behandeling van deze motie is van regeringszijde reeds medegedeeld, dat aan de motie gevolg zal worden gegeven. In dit wetsontwerp is een en ander nader uitgewerkt. Opgemerkt wordt nog, dat maatregelen zullen worden getroffen om in voorkomend geval deze kinderen als medeverzekerd voor de ziekenfondsverzekering aan te merken. De invoering van een wachtperiode voor de ca. 30 000 werkloze schoolverlaters betekent een uitgavenvermindering in het kader van de RWW van ongeveerf 56 min. per jaar. Het gedurende die periode verlenen van kinderbijslag brengt een meeruitgaaf aan kinderbijslag mee van naar schatting f26 min. per jaar. In de ziekenfondssfeer betekent deze maatregel een meeruitgaaf van het Rijk van ca. f 1 min., omdat de kinderen langer als medeverzekerde worden aangemerkt. Per saldo wordt met deze maatregelen een ombuiging van ca. f 29 min. per jaar gerealiseerd.
- Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A.1. In dit onderdeel is het recht op kinderbijslag voor de hierbedoelde categorieën kinderen neergelegd. Daartoe is het nodig artikel 7 van de AKW, waarin een opsomming van de kinderen voor wie recht op kinderbijslag bestaat wordt gegeven, met vijf nieuwe leden uit te breiden. In het nieuw voorgestelde derde lid wordt een omschrijving gegeven van de nieuwe categorieën kinderen. Het betreft in de eerste plaats de kinderen die hun studie of beroepsopleiding -al dan niet afgesloten met een examen -hebben beëindigd. Voorts zijn opgenomen kinderen die uit het buitenland afkomstig dan wel teruggekeerd zijn. Ook voor deze categorie zal namelijk een wachttijd voor het recht op RWW worden ingevoerd. Uiteraard bestaat er alleen recht op kinderbijslag voor kinderen die werkloos zijn. Bovendien dienen deze kinderen ten minste in belangrijke mate (voor 1981: f 52 per week) door de verzekerde te worden onderhouden. Gelet op de systematiek van de AKW bestaat er dan recht op kinderbijslag indien de kinderen op de peildatum -de eerste dag van het kwartaal -werkloos zijn en voorts in voldoende mate worden onderhouden. Overigens wanneer een kind geduren-de de studieperiode niet in voldoende mate wordt onderhouden om recht op kinderbijslag te verkrijgen, wil dit niet zeggen dat ook gedurende de wachtperiode geen recht op kinderbijslag bestaat. Gedurende de studieperiode komt het in een zeer beperkt aantal gevallen als gevolg van eigen inkomen van een kind -studietoelage, bijbaan, stagevergoeding -voor, dat geen aanspraak op kinderbijslag kan worden gemaakt. Na beëindiging van de studie vervallen als regel ook deze eigen inkomsten, zodat tijdens de wachtperiode wel weer recht op kinderbijslag kan ontstaan. Aanvaardt een dergelijk kind in de loop van dat kwartaal een dienstbetrekking dan blijft in beginsel het recht op kinderbijslag gedurende dat kwartaal bestaan. Wel kunnen ingevolge de eigen inkomstenregeling van de AKW de uit die dienstbetrekking voortvloeiende inkomsten -evenals alle andere inkomsten van het kind -het recht op kinderbijslag beïnvloeden. Zijn de inkomsten zodanig dat de ouders niet langer in belangrijke mate bijdragen in het onderhoud van het kind, dan zal uiteindelijk geen recht op kinderbijslag bestaan. Ook het recht op
Tweede Kamer, zitting 1981, 17 029, nrs. 1-3
eventuele dubbele of drievoudige kinderbijslag kan nadelig worden beïnvloed door de eigen inkomsten. De maatregel is beperkt tot kinderen beneden 21 jaar. In het nieuw voorgestelde vierde lid is vastgelegd dat wanneer de studie wordt beëindigd tijdens of bij het begin van een schoolvakantie, dan wel kort voor de schoolvakantie wordt afgesloten met een eindexamen, de schoolvakantie als studieperiode wordt aangemerkt. Het zal immers vaak niet goed mogelijk zijn wanneer een leerling na de schoolvakantie niet naar school terugkeert, te bepalen wanneer de studie exact beëindigd is. Ten aanzien van de aansluitende zomervakantie is het reeds praktijk -gelet ook op de ter zake geldende jurisprudentie (zie uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 16 december 1968 en 3 december 1970, Rechtspraak Sociale Verzekering 1969/43 en 1971/118) -dat deze als schoolperiode wordt aangemerkt. Dit betekent dan ook dat nu reeds voor deze schoolverlaters recht op kinderbijslag over het derde kwartaal bestaat. Het nieuw voorgestelde vijfde lid bepaalt, dat er slechts recht op kinderbijslag bestaat wanneer het kind als werkzoekende ingeschreven staat bij het gewestelijk arbeidsbureau. Deze inschrijving dient binnen een redelijke termijn plaats te hebben gevonden. Onder «binnen een redelijke termijn» moet in zijn algemeenheid worden verstaan: binnen een maand na de datum van het beëindigen van de studie of de datum van aankomst in Nederland. Voor de schoolverlaters die kort vóór of met ingang van de zomervakantie hun studie -al dan niet met een eindexamen -hebben afgesloten dient inschrijving bij het arbeidsbureau in de regel vóór 1 augustus plaats te vinden. Zij hebben dan in beginsel voldoende gelegenheid gehad om op vakantiete gaan. Niettemin kunnen er zich situaties voordoen waarbij het de schoolverlater niet te verwijten is dat hij zich niet binnen de hiervoor genoemde termijn heeft laten inschrijven. Hierbij kan worden gedacht aan de situatie dat uitzicht op een dienstbetrekking bestaat, maar dat voor onvoorziene omstandigheden -bij voorbeeld faillissement van de werkgever -deze dienstbetrekking niet kan worden vervuld. Ook worden in de zomervakantie herexamens afgenomen die beslissend kunnen zijn voor het al dan niet verder studeren. Een zekere flexibiliteit in de praktijk van de uitvoering ten aanzien van de termijnen is dan ook naar mijn mening gewenst. Uitgangspunt voor eventuele afwijking van de genoemde termijnen zal moeten zijn dat het kind voldoende verantwoordelijkheidsbesef heeft getoond door zich tijdig als werkzoekende beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt. Ten aanzien van de kinderen die thans hun studie na afloop van het studiejaar 1980/1981 hebben beëindigd merk ik nog het volgende op. Het is helaas niet mogelijk gebleken dat dit wetsontwerp vóór 1 augustus 1981 tot wet is verheven. Voor degenen, die met ingang van de inwerkingtreding van deze maatregel onder de termen van de wet vallen, is het dan ook niet redelijk 1 augustus 1981 als uiterste datum te hanteren. Naar mijn mening dient voor die gevallen als «redelijke termijn» één maand na plaatsing van de wet in het Staatsblad te worden gehanteerd. Het nieuw voorgestelde zesde lid geeft de termijnen aan waarover maximaal recht op kinderbijslag voor deze categorieën kan bestaan. Voor tussentijdse schoolverlaters en de uit het buitenland afkomstige kinderen bestaat recht op kinderbijslag gedurende uiterlijk de twee kalenderkwartalen volgende op het kalenderkwartaal waarin de studie is beëindigd of de vestiging heeft plaatsgevonden. Is het kind daarna nog werkloos, dan ontstaat in beginsel daarop aansluitend recht op een RWW-uitkering. Deze constructie houdt verband met de systematiek van de AKW, waarbij telkens over een geheel kalenderkwartaal recht op kinderbijslag bestaat wanneer op de peildatum -de eerste dag van het kwartaal -aan de voorwaarden wordt voldaan. Dit betekent dat voor deze gevallen de wachttijd in alle gevallen ten minste zes maanden duurt.
(...)
Nota's van wijziging en amendementen
Moties
Documenten
2 |
29 juni 1983, stemming(en), 17600 XV, Blz. 4937 - 5078
290683 2 7 De stemmingen over zes moties, ingediend op 28 juni 1983 bij het debat over het minimumjeugdloon, te weten: de motie-Moor/Buurmeijer over vermindering van de werkloosheid onder jongeren - Handelingen Tweede Kamer 1982-1983 29 juni 1983 orde 7 vergadering: 29 juni 1983 |
2 |
2 februari 1982, nader gewijzigde motie, nr. 12
KST17029N12K2 Nader gewijzigde motie van het lid Groenman ter vervanging van die gedrukt onder nr. 11 |
2 |
2 februari 1982, stemming(en), 17030, 17100 XV, Blz. 1605 - 1808
020282 2 4 De stemmingen over tien moties, ingediend tijdens de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de stukken over het sociaal-economisch beleid op 19, 20 en 21 januari 1982, te... - Handelingen Tweede Kamer 1981-1982 02 februari 1982 orde 4 vergadering: 2 februari 1982 |
2 |
21 januari 1982, behandeling, 17100 XV, 17200, 17030, Blz. 1387 - 1484
210182 2 8 De voortzetting van de behandeling van: hoofdstuk XV (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) van de rijksbegroting voor 1982, met uitzondering van het onderdeel Emancipatie - Handelingen Tweede Kamer 1981-1982 21 januari 1982 orde 8 vergadering: 21 januari 1982 |
2 |
21 januari 1982, behandeling, 17100 XV, 17200, 17030, Blz. 1387 - 1484
210182 2 3 De voortzetting van de behandeling van: hoofdstuk XV (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) van de rijksbegroting 1982 (met uitzondering van het onderdeel Emancipatie) - Handelingen Tweede Kamer 1981-1982 21 januari 1982 orde 3 vergadering: 21 januari 1982 |
2 |
20 januari 1982, behandeling, 17100 XV, 17200, 17030, Blz. 1311 - 1470
200182 2 2 De voortzetting van de behandeling van: hoofdstuk XV (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) van de rijksbegroting voor 1982 (met uitzondering van het onderdeel Emancipatie) - Handelingen Tweede Kamer 1981-1982 20 januari 1982 orde 2 vergadering: 20 januari 1982 |
2 |
19 januari 1982, gewijzigde motie, nr. 11
KST17029N11K2 Gewijzigde motie van het lid Groenman ter vervanging van die gedrukt onder nr. 8 |
1 |
16 december 1981, stemming(en), Blz. 133 - 168
161281 1 6 De stemming over het wetsontwerp Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet (invoering recht op kinderbijslag over een beperkte periode voor werkloze schoolverlaters en voor daarmee gelijkgestelden) - Handelingen Eerste Kamer 1981-1982 16 december 1981 orde 6 vergadering: 16 december 1981 |
1 |
1 december 1981, eindverslag, nr. 22
KST17029N22K1 Eindverslag van de vaste commissie voor sociale zaken en werkgelegenheid |
2 |
4 november 1981, motie, nr. 10
KST17029N10K2 Motie van het lid Willems |
2 |
4 november 1981, motie, nr. 9
KST17029N9K2 Motie van de leden Brouwer en M. Bakker |
2 |
4 november 1981, motie, nr. 8
KST17029N8K2 Motie van het lid Groenman |
2 |
3 november 1981, behandeling, Blz. 159 - 194
031181 2 6 De behandeling van het wetsontwerp Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet (invoering recht op kinderbijslag over een beperkte periode voor werkloze schoolverlaters en voor daarmee gelijkgestelden)... - Handelingen Tweede Kamer 1981-1982 03 november 1981 orde 6 vergadering: 3 november 1981 |
2 |
20 oktober 1981, gewijzigd voorstel van wet, nr. 7
KST17029N7K2 Gewijzigd ontwerp van wet |
2 |
20 oktober 1981, nota van wijziging, nr. 6
KST17029N6K2 Nota van wijziging |
2 |
20 oktober 1981, nota, nr. 5
KST17029N5K2 Nota naar aanleiding van het verslag |
2 |
7 oktober 1981, verslag, nr. 4
KST17029N4K2 Verslag |
2 |
31 augustus 1981, voorstel van wet, nr. 2
KST17029N2K2 Ontwerp van wet |
2 |
31 augustus 1981, nr. 1
KST17029N1K2 Koninklijke boodschap |
2 |
1 januari 1981, memorie van toelichting, nr. 3
KST17029N3K2 Memorie van toelichting |
Wetten die gewijzigd worden door dit wetsvoorstel
-
Algemene Kinderbijslagwet
Wet van 26 april 1962, tot vaststelling van een algemene kinderbijslagverzekering