19237
- wetsvoorstel
Opneming van strafbepalingen in de Algemene Bijstandswet - Hoofdinhoud
Dit wetsvoorstel werd op 1 oktober 1985 ingediend door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, De Graaf i.
Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat het wenselijk is in het kader van het tegengaan van misbruik in de sociale zekerheid strafbepalingen in de Algemene Bijstandswet op te nemen.
Inhoudsopgave
Stand van zaken
Procedure regeringswetsvoorstel
Kamer
Kamer
treding
Kerngegevens
Ingediend
1 oktober 1985
Volledige titel
Opneming van strafbepalingen in de Algemene Bijstandswet
Ondertekening memorie van toelichting
Kamercommissies
Uit de memorie van toelichting
Algemeen Gedurende de laatste jaren wordt in het regeringsbeleid veel aandacht besteed aan de bestrijding van fraude en misbruik. In dit kader kan in het bijzonder worden gewezen op de belangrijke werkzaamheden van de interdepartementale stuurgroep misbruik en oneigenlijk gebruik (ISMO), die op dit terrein intensieve werkzaamheden heeft verricht en onlangs haar eindrapport heeft uitgebracht (Kamerstukken II, 1984/85, 17050, nr. 36). Hierin is vooral de noodzaak om misbruik en oneigenlijk gebruik van de wetgeving tegen te gaan duidelijk aan de orde gesteld en gewezen op de ernstige gevolgen van het ongemoeid laten ervan. Dit leidt tot aantasting van de geloofwaardigheid van de doeleinden van de centrale overheid en tot een groeiend onbehagen, ook bij degenen die van collectieve voorzieningen gebruik moeten maken en dit op correcte wijze doen. Bovendien vloeien hieruit ongewenste hogere financiële uitgaven voor de overheid voort. Dezerzijds wordt de noodzaak om misbruik en oneigenlijk gebruik op het terrein van de sociale wetgeving tegen te gaan volledig erkend. De sociale wetten zijn er op gericht te bevorderen dat uitkeringen worden verleend aan degenen die daarop rechtens aanspraak hebben. Misbruik heeft tot gevolg dat ten onrechte uitkeringen worden genoten, hetgeen zoveel mogelijk dient te worden tegengegaan. Het onderhavige wetsontwerp, dat betrekking heeft op het opnemen van strafsancties in de Algemene Bijstandswet, dient eveneens in het kader van de bestrijding van misbruikte worden bezien. Tot nu toe zijn in de Algemene Bijstandswet geen specifieke strafbepalingen opgenomen gericht tegen degene, die opzettelijk in strijd met de waarheid gegevens verstrekt of achterhoudt om aldus een uitkering te verkrijgen, dan wel tegen degene die nalatig is voor de bijstand van belang zijnde gegevens aan de gemeente te melden. Hier is sprake van een duidelijk verschil met andere sociale wetten waarin wel strafbepalingen zijn opgenomen. Onder de huidige omstandigheden dient nader te worden overwogen of de Algemene Bijstandswet op dit punt aanpassing behoeft.
Een juiste toepassing van de Algemene Bijstandswet is in belangrijke mate afhankelijk van de door de betrokkene zelf gegeven inlichtingen. Slechts indien juiste gegevens omtrent diens omstandigheden bekend zijn, kunnen de gemeenten op verantwoorde wijze beslissingen nemen omtrent de toekenning en de hoogte van uitkeringen. Dit geldt in het bijzonder voor de bijstand, omdat deze bij voortduring moet worden afgestemd op de financiële middelen en de omstandigheden van persoon en gezin. In verband hiermede is in de wet de verplichting opgenomen, dat de betrokkene aan de gemeente mededeling moet doen van al datgene wat van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting van verleende bijstand, zo mogelijk onder overlegging van bewijsstukken (artikel 30, tweede lid). Komt hij deze verplichting niet na dan kan de uitkering worden herzien zodra de van belang zijnde omstandigheden aan de gemeente bekend zijn geworden en zou hetgeen ten onrechte werd uitgekeerd achteraf moeten worden verhaald. Voorts kan in zo'n geval worden overwogen om de uitkering gedurende een bepaalde periode te verlagen wegens betoond onvoldoende besef van verantwoordelijkheid. Dit is echter gezien het minimum karakter van de bijstand aan beperkingen gebonden. Jegens degene die opzettelijk onjuiste inlichtingen verstrekt om een uitkering te verkrijgen of nalaat aan voornoemde verplichting te voldoen, kan thans op grond van de Algemene Bijstandswet zelf niet strafrechtelijk worden opgetreden. Zo kan een bijstandscliënt bewust nalaten om voor de bijstand van belang zijnde inlichtingen aan de gemeente te geven zonder dat op hem een bepaalde delictsomschrijving van toepassing is. Een dergelijke uitzonderingspositie van degene die bijstand ontvangt behoort in het kader van de sociale wetgeving niet langer te worden gehandhaafd. Specifiek op de bijstand gerichte sanctiebepalingen acht ik dan ook nodig. Weliswaar kan op het terrein van de bijstand tot strafvervolging worden overgegaan, indien wordt voldaan aan de delictsomschrijvingen van het Wetboek van Strafrecht inzake valsheid in geschrifte of oplichting (art. 225 resp. 326 W.v.S.).
Nota's van wijziging en amendementen
Moties
Documenten
1 |
16 december 1986, presentie en opening, Blz. 477 - 552
161286 1 1 Presentie en opening (dinsdag 16 december 1986) - Handelingen Eerste Kamer 1986-1987 16 december 1986 orde 1 vergadering: 16 december 1986 |
1 |
16 december 1986, behandeling, Blz. 477 - 552
161286 1 6 De behandeling van het wetsvoorstel Opneming van strafbepalingen in de Algemene Bijstandswet - Handelingen Eerste Kamer 1986-1987 16 december 1986 orde 6 vergadering: 16 december 1986 |
1 |
9 december 1986, eindverslag, nr. 79b
KST19237N79bK1 Eindverslag van de vaste commissie voor sociale zaken en werkgelegenheid |
1 |
5 december 1986, memorie van antwoord, nr. 79a
KST19237N79aK1 Memorie van antwoord |
1 |
2 december 1986, voorlopig verslag, nr. 79
KST19237N79K1 Voorlopig verslag van de vaste commissie voor sociale zaken en werkgelegenheid |
2 |
14 oktober 1986, stemming(en), Blz. 387 - 623
141086 2 4 De stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Opneming van strafbepalingen in de Algemene Bijstandswet, te weten: • de motie-Dales over administratieve strafsancties - Handelingen Tweede Kamer 1986-1987 14 oktober 1986 orde 4 vergadering: 14 oktober 1986 |
2 |
25 september 1986, motie, nr. 9
KST19237N9K2 Motie van het lid Dales over dat administratieve strafsancties naast een uitspraak van de strafrechter ter zake van een zelfde delict niet mogelijk behoren te zijn - |
2 |
25 september 1986, stemming(en), Blz. 151 - 182
250986 2 6 De stemmingen in verband met het wetsvoorstel Opneming van strafbepalingen in de Algemene Bijstandswet - Handelingen Tweede Kamer 1986-1987 25 september 1986 orde 6 vergadering: 25 september 1986 |
2 |
23 september 1986, amendement, nr. 8
KST19237N8K2 Amendement van het lid Dales met de strekking dat een uitwerking van het beginsel dat niemand in dezelfde zaak twee maal bestraft mag worden - |
2 |
23 september 1986, behandeling, Blz. 105 - 180
230986 2 9 De behandeling van het wetsvoorstel Opneming van strafbepalingen in de Algemene Bijstandswet - Handelingen Tweede Kamer 1986-1987 23 september 1986 orde 9 vergadering: 23 september 1986 |
2 |
6 juni 1986, nota, nr. 7
KST19237N7K2 Nota naar aanleiding van het eindverslag |
2 |
21 maart 1986, eindverslag, nr. 6
KST19237N6K2 Eindverslag |
2 |
7 maart 1986, memorie van antwoord, nr. 5
KST19237N5K2 Memorie van antwoord |
2 |
26 november 1985, voorlopig verslag, nr. 4
KST19237N4K2 Voorlopig verslag |
2 |
1 oktober 1985, memorie van toelichting, nr. 3
KST19237N3K2 Memorie van toelichting |
2 |
1 oktober 1985, voorstel van wet, nr. 2
KST19237N2K2 Voorstel van wet |
2 |
1 oktober 1985, Koninklijke boodschap, nr. 1
KST19237N1K2 Koninklijke boodschap |
2 |
10 september 1985, nader rapport, nr. B
KST19237NBK2 Nader rapport |
2 |
7 augustus 1985, advies Raad van State, nr. A
KST19237NAK2 Advies van de raad van state |