Motie van de leden Willems en Brouwer - Het achterwege laten van de herziening van het wettelijk minimumloon, van de uitkeringen krachtens een aantal sociale verzekeringswetten en van een aantal uitkeringen en pensioenen krachtens enige andere wetten per 1 juli 1983 - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Tekst
Nr. 10
MOTIE VAN DE LEDEN WILLEMS EN BROUWER
Voorgesteld 15 juni 1983
De Kamer,
gehoord de beraadslaging; van mening, dat door de bevriezing van het minimumloon per 1 juli en de voorgenomen korting per 1 oktober, de laagste inkomens onevenredig zwaar getroffen worden;
overwegende, dat het scheve inkomensbeeld dat ontstaan is door het pakket maatregelen in de inkomenssfeer per 1 januari 1983, nog steeds niet is bijgesteld;
overwegende, dat uit het oogpunt van rechtvaardigheid het gewenst is dat inkomensoffers, indien noodzakelijk, zoveel mogelijk naar draagkracht en evenredighid gebracht worden;
constaterende, dat het in het voornemen van de Regering ligt per 1 oktober a.s. opnieuw een generieke korting van minimumloon en uitkeringen te doen plaatsvinden;
verzoekt de Regering: -te berekenen met welk percentage de belastingschijven vanaf 11/2 resp. 2x modaal verhoogd zouden moeten worden om een belastingopbrengst te bereiken gelijk aan het bedrag dat de Regering voornemens is te besparen door een korting per 1 oktober op lonen en uitkeringen; -te onderzoeken welke andere alternatieven mogelijk zijn, gericht op de hogere inkomens, -deze berekeningen nog vóór de behandeling van wetsvoorstellen die een korting op de lonen en uitkeringen beogen aan de Kamer toe te zenden, en gaat over tot de orde van de dag.
Willems Brouwer Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17940 en 17941, nr. 10