21644
- wetsvoorstel
Decentralisatie van de bijzondere bijstand en vergroting van de mogelijkheden om met behoud van uitkering deel te nemen aan scholing en opleiding - Hoofdinhoud
Dit wetsvoorstel werd op 19 juli 1990 ingediend door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Ter Veld i.
Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat het ter bevordering van de afstemming van de bijstandsverlening op bijzondere individuele omstandigheden en voor een passende verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en gemeenten bij de verlening van bijstand wenselijk is de beleidsverantwoordelijkheid van de gemeenten te verruimen en de financieringswijze te herzien, alsmede dat het wenselijk is de mogelijkheden om deel te nemen aan scholing en opleidingen met behoud van uitkering te vergroten.
Inhoudsopgave
Stand van zaken
Procedure regeringswetsvoorstel
Kamer
Kamer
treding
Kerngegevens
Ingediend
19 juli 1990
Volledige titel
Wijziging van de Algemene Bijstandswet en daarop rustende nadere regelgeving in verband met de decentralisatie van de bijzondere bijstand en vergroting van de mogelijkheden om met behoud van uitkering deel te nemen aan scholing en opleiding
Ondertekening memorie van toelichting
Kamercommissies
Uit de memorie van toelichting
Naast bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten kan op grond van de Algemene Bijstandswet (AWB) (Stb. 1973, 395) ook bijstand worden verstrekt voor bijzondere noodzakelijke bestaanskosten. Bij laatstgenoemde kosten gaat het om noodzakelijke uitgaven die vanwege hun aard of hoogte afwijken van het gebruikelijke bestedingspatroon. Bijzondere bijstand wordt verleend voor zover voor bijzondere noodzakelijke bestaanskosten geen beroep mogelijk is op aan de ABW voorliggende voorzieningen en voor zover deze kosten niet uit eigen middelen kunnen worden voldaan. In het onderhavige wetsvoorstel tot decentralisatie van de bijzondere bijstand wordt voorgesteld de beleidsmatige en financiële verantwoordelijkheid voor de bijzondere bijstand te verleggen naar de gemeenten. De belangrijkste overweging hierbij is dat gemeenten daardoor meer mogelijkheden krijgen om met behulp van bijzondere bijstand individuele financiële noodsituaties aan te pakken. Daarnaast worden in het wetsontwerp enkele bepalingen gewijzigd die in de uitvoeringspraktijk met enige regelmaat belemmerend blijken te werken bij de bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening van degenen die een beroep moeten doen op bijstand. De verruiming van de beleidsmatige verantwoordelijkheid van de gemeenten voor de bijzondere bijstand houdt ondermeer in dat het Bijstandsbesluit landelijke draagkrachtcriteria (Bld) (Stb. 1980, 87) wordt ingetrokken. Daarnaast wordt het begrip bijzondere noodzakelijke bestaanskosten zodanig verruimd dat hierin mede zijn begrepen de leenbijstand voor duurzame gebruiksgoederen, de tijdelijke woonkostentoeslagen bij woonkosten boven de maximumhuurgrens voor huursubsidie, het bij wijze van «individualisering» hoger vaststellen van de bijstand en de bij uitzondering verstrekte bijstand voor de kosten van medische en maatschappelijke dienstverlening. De overdracht van de financiële verantwoordelijkheid voor de bijzondere bijstand naar gemeenten gaat gepaard met overheveling naar het Gemeentefonds van het bedrag van de rijksvergoeding voor bijzondere bijstand alsmede het bedrag dat gemoeid is met de rijksvergoeding voor de overige genoemde onderdelen. De bijzondere bijstand is eerder onderwerp geweest van een heroverwegingsonderzoek. In 1987 werd een voorlopig regeringsstandpunt bepaald over het desbetreffende rapport (Tweede Kamer, 16625, nr. 95, p.28/29). In dit voorlopige regeringsstandpunt werd in beginsel een voorkeur uitgesproken voor de in het rapport beschreven beleidsvariant «decentralisatie en deregulering». Deze variant had ondermeer betrekking op de overdracht van de financiële verantwoordelijkheid voor de bijzondere bijstand aan de gemeenten. In het kader van genoemde heroverweging was met dit decentralisatievoorstel een besparingsbedrag voor de rijksoverheid beoogd van f 25 mln. Het vorige kabinet heeft in de adviesaanvrage aan de Sociaal-Economische Raad (SER) van 3 april 1989 inzake de herinrichting van de ABW meegedeeld af te zien van genoemde besparing. Bij die gelegenheid is aangegeven dat het belangrijkste doel van de decentralisatie is om gemeenten meer mogelijkheden te verschaffen om bij de bijstandsverlening maatwerk te leveren. Ook het huidige kabinet is deze opvatting toegedaan. Het wil gemeenten hiertoe ook financieel meer ruimte bieden door ten behoeve van de bijzondere bijstandsverlening bovenop het regulier naar het Gemeentefonds over te hevelen bedrag structureel f 100 mln. extra aan het Gemeentefonds toe te voegen. Met deze beslissingen alsmede het onderhavige wetsvoorstel wordt het regeringsstandpunt over het hiervoor genoemde heroverwegingsrapport voltooid. De SER heeft in een interimadvies van 14 september 1989 te kennen gegeven dat in hoofdlijnen wordt ingestemd met de voorgestelde decentralisatie van de bijzondere bijstand.
Nota's van wijziging en amendementen
Moties
Documenten
2 |
31 maart 1992, brief, nr. 18
KST21644N18K2 Brief van De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
1 |
25 juni 1991, behandeling, Blz. 1273 - 1298
250691 1 3 De behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Bijstandswet en daarop rustende nadere regelgeving in verband met decentralisatie van de bijzondere bijstand en vergroting van de mogelijk... - Handelingen Eerste Kamer 1990-1991 25 juni 1991 orde 3 vergadering: 25 juni 1991 |
1 |
4 juni 1991, eindverslag, nr. 262a
KST21644N262aK1 Eindverslag van de vaste commissie voor sociale zaken en werkgelegenheid |
1 |
27 mei 1991, gewijzigd voorstel van wet, nr. 262
KST21644N262K1 Nader gewijzigd voorstel van wet |
2 |
8 mei 1991, stemming(en), Blz. 4363 - 4410
080591 2 3 De stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Bijstandswet en daarop rustende nadere regelgeving in verband met decentralisatie van de bijzondere bijstand en vergroting van d... - Handelingen Tweede Kamer 1990-1991 08 mei 1991 orde 3 vergadering: 8 mei 1991 |
2 |
7 mei 1991, motie, nr. 17
KST21644N17K2 Motie van het lid Schimmel over de rol van gemeenten bij richtlijnen en voorlichtingen over bijzondere bijstand. - |
2 |
7 mei 1991, motie, nr. 16
KST21644N16K2 Motie van het lid Linschoten C.S. over het verzoek aan de regering om twee jaar na inwerkingtreding van de wet te evalueren in hoeverre voornoemde differentiatie tot rechtsongelijkheid heeft geleid en de Kamer hiervan in kennis te stellen. - |
2 |
7 mei 1991, amendement, nr. 15
KST21644N15K2 Amendementen van de leden Schoots en Brouwer beogen het wettelijk voorgeschreven drempelbedrag te vervangen door een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om een drempelbedrag voor alle of specifieke bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan te hanteren. - |
2 |
7 mei 1991, behandeling, Blz. 4303 - 4362
070591 2 7 De voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Bijstandswet en daarop rustende nadere regelgeving in verband met decentralisatie van de bijzondere bijstand en vergro... - Handelingen Tweede Kamer 1990-1991 07 mei 1991 orde 7 vergadering: 7 mei 1991 |
2 |
7 mei 1991, behandeling, Blz. 4303 - 4362
070591 2 5 De behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Bijstandswet en daarop rustende nadere regelgeving in verband met decentralisatie van de bijzondere bijstand en vergroting van de mogelijk... - Handelingen Tweede Kamer 1990-1991 07 mei 1991 orde 5 vergadering: 7 mei 1991 |
2 |
22 april 1991, nota van verbetering, nr. 14
KST21644N14K2 Tweede nota van verbetering |
2 |
17 april 1991, amendement, nr. 13
KST21644N13K2 Amendementen van het lid brouwer beogen de gemeenten de vrijheid te geven zelf te bepalen in hoeverre eigen bijdragen in de kosten als bedoeld in de artikelen 18a en 18b gewenst zijn, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene die om bijzondere bijstand verzoekt, meegewogen kunnen worden. - |
2 |
17 april 1991, nota van wijziging, nr. 12
KST21644N12K2 Derde nota van wijziging |
2 |
10 april 1991, gewijzigd voorstel van wet, nr. 11
KST21644N11K2 Gewijzigd voorstel van wet |
2 |
22 maart 1991, nota van wijziging, nr. 10
KST21644N10K2 Tweede nota van wijziging |
2 |
22 maart 1991, nota, nr. 9
KST21644N9K2 Nota naar aanleiding van het eindverslag |
2 |
20 februari 1991, eindverslag, nr. 8
KST21644N8K2 Eindverslag |
2 |
27 december 1990, nota van wijziging, nr. 7
KST21644N7K2 Nota van wijziging |
2 |
27 december 1990, memorie van antwoord, nr. 6
KST21644N6K2 Memorie van antwoord - Wijziging van de Algemene Bijstandswet en daarop rustende nadere regelgeving in verband met de decentralisatie van de bijzondere bijstand en vergroting van de mogelijkheden om met behoud van uitkering deel te nemen aan scholing en opleidingen |
2 |
20 december 1990, stemming(en), 21800 V, 21664, Blz. 2517 - 2620
201290 2 20 De stemmingen over zes moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de ontvangsten en van de uitgaven van Hoofdstuk V (Ministerie van Buitenlandse Zaken)... - Handelingen Tweede Kamer 1990-1991 20 december 1990 orde 20 vergadering: 20 december 1990 |
2 |
16 oktober 1990, voorlopig verslag, nr. 5
KST21644N5K2 Voorlopig verslag |
2 |
8 augustus 1990, nota van verbetering, nr. 4
KST21644N4K2 Nota van verbetering |
2 |
19 juli 1990, memorie van toelichting, nr. 3
KST21644N3K2 Memorie van toelichting |
2 |
19 juli 1990, voorstel van wet, nr. 2
KST21644N2K2 Voorstel van wet |
2 |
19 juli 1990, Koninklijke boodschap, nr. 1
KST21644N1K2 Koninklijke boodschap |
2 |
17 juli 1990, advies Raad van State, nr. B
KST21644NBK2 Advies raad van state, nader rapport |
2 |
1 januari 1989, memorie van toelichting, nr. A
KST21644NAK2 Oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de raad van state en voor zover nadien gewijzigd |